Reizen via de autosnelweg
Nederland is een klein land, het wordt niet voor niets een Kikkerland genoemd. Van oost naar west is ons land ongeveer 200 km breed en van noord naar zuid gemeten ongeveer 300 km, al is het van Delfzijl in het uiterste puntje van Groningen tot Vaals in het uiterste zuiden van Limburg toch nog 70 km méér. En als we naar Cadzand rijden, in het uiterste hoekje van Zeeland, is het 425 km.
Het zijn ritten die we zeldzaam maken.
Kijken we naar de landen om ons heen, zoals Duitsland en Frankrijk, dan zijn die landen een stuk groter en daarmee vaak ook de reisafstanden.
Gaan we op visite bij familie ver weg, naar een pretpark, concert, festival of ander uitje, dan neemt zo’n rit soms al gauw anderhalf uur rijden in beslag. Kijken we naar onze dagelijkse ritten, vooral het woon-werkverkeer waarvoor we iedere werkdag als forens heen en weer pendelen, dan zal de afstand een stuk korter zijn.
Veel werknemers maken gebruik van een auto van de werkgever, waardoor zij niet met een grote kostenpost zitten voor het woon-werkverkeer. Het bezit van een eigen auto is veelal duurder. De verbetering van het Nederlands wegennetwerk heeft er in de afgelopen decennia ook voor gezorgd dat de reistijd korter werd, waardoor veel werknemers een baan verder van huis accepteren. 60 tot 75 minuten reistijd per dag naar het werk wordt door velen als heel normaal beschouwd.
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is de gemiddelde dagelijkse afstand die hiervoor per auto wordt afgelegd iets meer dan 6 km per automobilist. Dat is gemiddeld, maar er zijn veel reizigers die iedere ochtend al gauw zo’n 50 kilometer moeten rijden om op het werk te komen. En dan aan het eind van de werkdag dezelfde afstand weer naar huis. In een drukke avondspits kan zo’n rit al gauw anderhalf uur duren.
Nu rijd je uiteraard niet de volledige rit op de autosnelweg, vaak is een flink deel ervan stadswerk.
De overheid is de laatste jaren nogal wispelturig als het gaat over de maximumsnelheid op de autosnelweg. Die wordt nogal eens aangepast, omhoog en dan weer omlaag en de automobilist moppert er flink op los.
Ga je op stap voor een flinke rit via de autosnelweg, dan moet je wel goed opletten om geen borden te missen. Het zijn dan de borden die je vertellen dat de snelheid lager is dan de reguliere maximumsnelheid. Dat betekent dat je voortdurend alert moet zijn als de snelheid omlaag moet, maar ook als deze weer omhoog mag. Mis je een verlaging, dan heb je zomaar een boete te pakken en dan gaat het al gauw over een overtreding van 10 km/h of meer. Mis je een verhoging, dan zie je om je heen iedereen voorbijschieten en vorm je een obstakel in het verkeer. Jawel, je kunt wel kijken naar de snelheidsaanduiding op de hectometerbordjes, maar je moet maar afwachten of die allemaal wel zijn aangepast.
Die basismaximumsnelheid is volgens de regelgeving 130 km/h, maar die mag tegenwoordig alleen nog maar in de nachtelijke uren worden gereden. Tussen 19h00 en 6h00. Overdag geldt eigenlijk bijna overal een maximumsnelheid van 100 km/h. Een snelheid die wel meer ontspannen rijdt dan 130 km/h waarbij je door de hoger snelheid veel alerter moet zijn.
In de landen om ons heen ligt die basissnelheid hoger. België heeft een limiet van 120 km/h, Frankrijk 130 km/h en Duitsland heeft zelfs een adviessnelheid van 130 km/h, zonder enige snelheidslimiet.
Milieu
De reden voor de lagere maximumsnelheid is vandaag de dag voornamelijk het milieu. CO2-uitstoot, fijnstofdeeltjes en stikstof zijn daarbij de grootste redenen, maar de politiek is wispelturig en verandert voortdurend van standpunt om kiezers te winnen, waarna ook de borden langs de weg weer worden gewijzigd.
Nu geldt er voor de autosnelweg een bij wet geregelde maximumsnelheid, maar er geldt geen minimumsnelheid. De wetgeving zegt wel: Het gebruik van de autosnelweg is slechts toegestaan voor bestuurders van een motorvoertuig waarmee met een snelheid van ten minste 60 km per uur mag en kan worden gereden.
Dat wil niet zeggen dat je overal op de snelweg zomaar 60 km/h mag rijden; je zult je moeten aanpassen aan het overige verkeer. Onnodig langzaam rijden kan gevaarlijke gevolgen hebben.
De woorden mag en kan, zijn daarbij van belang. Die snelheid van 60 km/h is een snelheid die het motorvoertuig moet kunnen rijden, maar daarbij geldt ook dat het motorvoertuig (dus geen andere voertuigen) niet sneller mag rijden dan de maximumsnelheid die voor dat motorvoertuig geldt, oftewel, een opgevoerde scooter is wel in staat om sneller te kunnen rijden dan 60 km/h, maar mag door de voor dat voertuig in de wet geregelde snelheid van 45 km/h geen gebruik maken van de autosnelweg. En dat geldt ook voor alle andere motorvoertuigen die een lagere bij wet geregelde maximumsnelheid hebben dan 60 km/h.
Heeft een hogere maximumsnelheid zin?
Er klinkt altijd gejuich als de politiek besluit om overdag de maximumsnelheid te verhogen. Dat gejuich komt veelal van automobilisten die dagelijks grotere afstanden moeten afleggen, omdat zij de verhoging zien als tijdwinst. De vraag is echter hoevéél die tijdwinst is.
Met een beetje rekenwerk zul je zien dat bij een verhoging van de maximumsnelheid met 10 km/h de winst op iedere 25 km een krappe minuut bedraagt. Een verhoging van 100 naar 130 km/h zal daarom een tijdwinst van nog geen 3 minuten per 25 kilometer opleveren.
De vraag is dan ook: ‘Hoeveel kilometer legt de automobilist dan af?’ Op de autosnelweg wel te verstaan.
Als het om een afstand van 50 kilometer autosnelweg gaat, dan is de winst hooguit een ruime 5 minuten.
Moeten we daarvoor juichen?
Anderzijds is de uitstoot van schadelijke stoffen ook een stuk hoger, evenals geluidsoverlast bij woongebieden, nog afgezien van de kosten voor een hoger brandstofverbruik, maar ook het risico op ongevallen neemt toe.
Het brandstofverbruik is bij 100 km/h overigens tot 25% lager dan bij 130 km/h. Een aanmerkelijk verschil.
Verkeersveiligheid
Wordt de snelheid verhoogd met 30 km/h, dan wordt het verschil met het tragere verkeer, de vrachtwagens en auto’s met aanhangwagens, ook 30 km hoger dan dat het nu is. Dat verschil vormt ook meer risico. Vooral op rijbanen met maar twee rijstroken waar een vrachtwagen plots een collega kan willen inhalen en zomaar naar links uitwijkt..
Bij rijden met een lagere snelheid, zoals 100 km/h, kunnen er ook meer auto’s per tijdseenheid over een wegvak rijden. Dit betekent automatisch een betere doorstroming. Wordt de snelheid nog lager, bijvoorbeeld 90 km/h, dan bevordert dat de doorstroming nog meer, in positieve zin dus.
Bij 120 en 130 km/h kunnen er minder auto’s per tijdseenheid over een wegvak rijden. Maar veel automobilisten denken daar anders over en proberen dat toch. Men rijdt graag in treintjes kort op elkaar. Piept er bij het inhalen met 100 km/h tussen als er nog geen 15 meter aan ruimte beschikbaar is en vindt dat doodnormaal. ‘Het ging toch goed? Het past toch?‘ Inderdaad past het, dankzij degene achter hem die snelheid terugneemt.
Conclusie
Een maximumsnelheid van 100 km/h leidt tot een lager brandstofverbruik, een lager uitstoot van vervuilende stoffen, minder geluidsoverlast en een betere doorstroming van het verkeer. Daarnaast rijdt het meer ontspannen en is er een lager ongevalsrisico.
De tijdwinst bij een verhoging van 10 km/h levert nog geen minuut per 25 gereden kilometers op. Voor een gemiddelde forens zal dat bij een verhoging van 30 km/h op 50 km reisafstand een ruime vijf minuten zijn.
De vraag is of we dat echt winst zouden mogen noemen?