Kennis en begrip vergaren of antwoorden stampen?
Het begrip van de verkeerstheorie holt op zevenmijlslaarzen achteruit. Slechts één op de drie kandidaten slaagt voor het theorie-examen.
De kandidaten worden overspoeld met een veelheid aan Youtube-video’s waarin de CBR-vragen worden uitgelegd. Maar niets is wat het lijkt!
Ook bestaan er video’s en cursussen waarin de kandidaat wordt aangeleerd wat men bij bepaalde soorten vragen moet antwoorden.
Hetzelfde geldt voor veel van de ééndagscursussen die worden aangeboden, waarbij men wordt klaargestoomd voor het theorie-examen, dat later op dezelfde dag nog zal moeten worden afgelegd. Daarbij wordt niet alleen gebruik gemaakt van ezelsbruggetjes, maar ook van methodes om de voorspelbaarheid van bepaalde soorten examenvragen te gebruiken. Met als enig doel het goede antwoord te kunnen geven.
Het lijkt alsof de examenkandidaat niet meer leert om de regels te kennen en te begrijpen, maar alleen nog bezig is met het leren van juiste antwoorden, om zo een voldoende score te behalen voor het theorie-examen. “Bij dit soort vragen is het antwoord altijd JA!”
Daar bovenop komt ook nog eens dat men alléén aandacht besteedt aan de meest voorkomende onderwerpen tijdens het theorie-examen. De onderwerpen waar tijdens het CBR-theorie-examen relatief weinig vragen over worden gesteld, blijven daarom vaak sterk onderbelicht, alsof die onderdelen onbelangrijk zijn. Ziet een vraag er tijdens het theorie-examen bij het CBR dan nét iets anders uit, of is de vraagstelling nét iets anders dan hetgeen men heeft geoefend, dan is een fout al snel gemaakt door het ontbreken van echt begrip van de leerstof.
Het gevolg van dit soort ‘cursussen’ is dat menigeen na het examen trots roept te zijn geslaagd, maar zichzelf eigenlijk de vraag zouden moeten stellen waarvóór ze eigenlijk zijn geslaagd? Immers, de volgende dag is men het overgrote deel van het geleerde alweer vergeten. Vervolgens moet de rijopleider tijdens de praktijklessen alsnog veel tijd steken in de uitleg van regels, omdat de kandidaat fout op fout maakt, omdat hij of zij vaak wel enige kennis in huis heeft, maar niet het noodzakelijke begrip van die kennis.
Begrip gaat een stap verder dan alleen kennis.
Het begrip vormt ook de basis om inzicht te kunnen opdoen in de praktijk. Daarnaast, de extra tijd die verloren gaat is vaak nog kostbaarder dan de tijd die men had kunnen steken in het goed leren begrijpen van de theorie. En een praktijkles kost soms wel het dubbele van een theorie-examen.
En dan nog het effect van de hierdoor gemaakte fouten tijdens het praktijkexamen.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat twee op de drie kandidaten een theorie-examen meermaals moet afleggen, en méér dan vijfmaal nodig hebben om het begeerde certificaat te bemachtigen lijkt ook geen uitzondering. Het is er ook mede de oorzaak van dat de helft van kandidaten zakt voor het rijexamen. Het gebrek aan begrip (lees: inzicht) van het verkeer.
Ezelsbruggetjes
Nu zijn ezelsbruggetjes voor menig kandidaat een geliefd middel om iets gemakkelijk te kunnen onthouden, en daar is dan ook helemaal niets mis mee, mits dat ezelsbruggetje maar voor 100% toepasbaar is. Is een ezelsbruggetje maar deels toepasbaar of zijn er uitzonderingen op? Dan moet je het jezelf niet op die manier aanleren.
Dit is dus zo’n bekend ezelsbruggetje dat wordt gebruikt bij de uitleg van een veel voorkomende verkeerssituatie in het verkeer:
“De korte bocht gaat voor de lange bocht”.
Het is een uitleg die wordt gebruikt door menig rijopleider en ook in theorieboek staat en zélfs nog bij het CBR voorkomt, en dat vervolgens klakkeloos wordt overgenomen door de examenkandidaat.
De vraag bij dit ezelsbruggetje is dus: “Klopt dit eigenlijk wel…?”
Je voelt ‘m al aankomen…
Proef op de som
We kennen de situatie allemaal wel in de praktijk, want het is een dagelijks veelvuldig voorkomend verschijnsel in het verkeer. Dus we nemen de proef op de som en gaan aan de hand van een paar dagelijks voorkomende verkeerssituaties onderzoeken of dit ezelsbruggetje in alle gevallen toepasbaar is.
Let’s go!
We naderen een kruispunt in de rode auto, willen afslaan naar rechts, maar tegelijkertijd nadert er een tegemoetkomende bestuurder met een camper die ook wil afslaan, in dit geval voor hem naar link, dus precies dezelfde richting wil volgen als wij.
Hoe lossen we deze situatie op?
Wie láát wie voorgaan, of nog veel beter gezegd… wie móet wie voor laten gaan?
Passen we het ezelsbruggetje toe in bovenstaande situatie –de korte bocht gaat voor de lange bocht– dan heeft de rode auto de korte bocht en de camper heeft een lange bocht. En volgens het omschreven principe moet de camper de rode auto voor laten gaan.
Het resultaat is dus dat in deze situatie het ezelsbruggetje klopt, maar dat zegt nog helemaal niets!
Rechten en plichten
Nu wordt in de wetgeving gesproken over het voorrang verlenen aan en het voor laten gaan van (zie dit artikel), waarmee direct aan bestuurders een opdracht of verplichting wordt opgelegd. Echter, het ezelsbruggetje korte bocht gaat voor de lange bocht legt geen verplichting op aan bestuurders, maar lijkt zelfs een recht te geven aan de bestuurder met de korte bocht.
Maar rechten bestaan niet in het verkeer. Er bestaan alleen maar verplichtingen, waaraan niemand rechten kan of mag ontlenen.
Het zich toe-eigenen van rechten uit andermans verplichtingen leidt veelal tot agressief rijgedrag en dient te worden vermeden.
Waar komt het ezelsbruggetje vandaan?
Het hier beschreven ezelsbruggetje is gebaseerd op artikel 18.2 in paragraaf 7 uit het RVV 1990, het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens. Een paragraaf in de verkeerswetgeving welke handelt over het gedrag bij afslaan.
Het betreffende artikel luidt als volgt:
“Bestuurders die naar links afslaan moeten tegemoetkomende bestuurders die op hetzelfde kruispunt naar rechts afslaan, voor laten gaan.”
Vaak maakt in de praktijk de bestuurder die naar rechts afslaat een kortere bocht dan de bestuurder die naar links afslaat. Die maakt een langere bocht.
Vaak… Maar niet altijd!
Buiten het feit dat deze regel betrekking heeft op het gedrag tussen bestuurders onderling, die elkaar op hetzelfde kruispunt tegemoetkomen en er aan één van deze bestuurders middels het woord moeten (gevolgd door voor laten gaan) een verplichting wordt opgelegd, en dus niemand in deze situatie rechten heeft, wordt er in de volzin nergens gesproken over het maken van een korte of lange bocht. Er wordt gesproken over het afslaan naar een bepaalde richting die door de bestuurders wordt gevolgd: naar rechts of naar links.
Er staan in het RVV verder ook geen aanvullende regels die aan dit artikel nog uitzonderingen toevoegen of beperkingen opleggen.
De theorie in de praktijk
Voor veel examenkandidaten -en zelfs voor opleiders!- is het lastig zich te houden bij de theorie.
Men haalt graag de praktijk erbij wanneer het gaat om regels die de volgorde in doorstroming van het verkeer regelen. Al is het maar om aan te tonen dat een ezelsbruggetje of gedachtengang belangrijker is dan een regel omschreven in de verkeerswetgeving. Bij dit ezelsbruggetje zullen er waarschijnlijk ook talloze opleiders zijn, die zeggen dat de volgende voorbeelden niet of nauwelijks voorkomen in de praktijk. Nou, let maar eens op in woonwijken of krappe stadscentra met veel smalle en doorgaans vaak éénrichtingwegen!
Toegegeven moet worden dat het in de praktijk met regelmaat zal kunnen voorkomen, dat van een theoretische regel moet worden afgeweken om de afwikkeling van de doorstroming van het verkeer te bespoedigen. Of omdat een regel op dat moment praktisch helemaal niet kan worden toegepast. Echter, bij het opdoen van theoretische kennis, het leren van de verkeersregels, is de praktijk niet leidend. De wetgeving, dus de theorie, dient leidend te zijn.
We zullen het ezelsbruggetje korte bocht gaat voor de lange bocht nogmaals toepassen in onderstaande soortgelijke verkeerssituatie.
In deze situatie wordt de rode auto bij het naderen van het kruispunt, door de rij geparkeerde auto’s, gedwongen om links op de weg te gaan rijden. Daarnaast staan er in de straat waarheen hij gaat afslaan ook nog eens auto’s geparkeerd die de weg smaller maken, waardoor voor hem bij het afslaan een langere te nemen bocht ontstaat.
Daarentegen nadert de bestelbus vanuit een eenrichtingsweg het kruispunt. De bestuurder sorteert hier links op de rijbaan voor ingevolge artikel 17.1.b uit hetzelfde RVV. Dat is een regel die zegt dat ‘bestuurders bij het naar links afslaan op een rijbaan bestemd voor bestuurders in één richting zoveel mogelijks links mogen houden‘. Hierdoor ontstaat voor de bestuurder van de bestelbus dus een kortere bocht. Veel korter dan de langere bocht van de rode auto.
Hoe wordt deze situatie opgelost?
Kans op ongevallen
Passen we het ezelsbruggetje weer toe, dan blijkt dat de hier ontstane situatie in een geheel andere volgorde moet worden opgelost. Ditmaal heeft de bestelbus een korte bocht en heeft de rode auto een lange bocht en daarom zou de bestuurder van de bestelbus éérst mogen…
Kijken we echter naar de bijbehorende regel uit artikel 18.2, welke eerder al werd omschreven, dan blijkt dat de bestuurder die naar links afslaat (de bestelbus) de verplichting heeft om de hem tegemoetkomende bestuurder die naar rechts afslaat (de rode auto), voor te laten gaan.
Het ezelsbruggetje is in deze situatie dus geheel in strijd met de werkelijke regel en wanneer je stug vasthoudt aan dat ezelsbruggetje kunnen er gevaarlijke situaties ontstaan die mogelijk kunnen leiden tot ongevallen, met name wanneer beide bestuurders vinden dat ze in het verkeer rechten hebben.
En een dergelijke situatie is helemaal geen zeldzaamheid, maar zelfs een veel voorkomende. Ontstaat deze situatie niet door geparkeerde auto’s en/of verkeerstekens, dan kan deze situatie ook ontstaan door bijvoorbeeld een lossende vrachtauto, weg- of graafwerkzaamheden met gedeeltelijke wegafzettingen, of een grote afvalcontainer die noodgedwongen op ongelukkige plaats op de hoek van een kruispunt is geplaatst.
Er zijn talloze voorbeelden te bedenken waardoor bestuurders gedwongen worden om af te wijken van hun gewenste plaats op de rijbaan en de lengte van hun bocht bij het afslaan verandert van een korte in een lange bocht, of andersom.
Het zou zelfs denkbaar kunnen zijn dat, door de situatie ter plaatse, beide bestuurders tegelijkertijd een korte bocht moeten maken. Zoals in bovenstaande situatie, in bijvoorbeeld een woonwijk, met smalle, veelal eenrichtingswegen en veel geparkeerde auto’s, die vaak ook nog eens gedeeltelijk op het trottoir moeten worden geparkeerd, omdat de weg eigenlijk veel te smal is en iedere bewoner twee of drie auto’s voor de deur heeft staan.
In dat geval zouden, bij toepassing van het ezelsbruggetje, beide bestuurders elkaar moeten voor laten gaan. Een onmogelijke situatie welke alweer zal kunnen leiden toe een gevaarlijke, wanneer beide voertuigen worden bestuurd door haantjes, die beiden ook nog eens vinden dat ze allebei gelijk hebben. Dat ze voorrang hebben.
Nog een voorbeeld, waarbij we de stevige bestelbus vervangen door een kwetsbare weggebruiker. Oók een bestuurder, die de korte bocht naar links wil maken. Het is tegelijkertijd een bestuurder van een doelgroep waarvan we kunnen verwachten dat deze misschien weinig tot geen kennis heeft van de verkeersregels en/of als fietser zijnde de gewoonte kan hebben overal voorlangs of tussendoor te schieten.
We zouden zelfs nog beide weggebruikers van plaats kunnen laten wisselen, waarbij de rode auto nadert vanuit de eenrichtingsweg en de fietser hem vanaf de andere kant tegemoetkomt.
De theorie is alweer in de afhandeling van de volgorde van doorstromen heel duidelijk, maar in de praktijk kan dit leiden tot gevaarlijke situaties.
Conclusie
Leer de verkeersregels zoals ze zijn! Noem het beest bij zijn naam!
Gebruik geen trucjes om het juiste antwoord te kunnen geven tijdens het CBR theorie-examen.
Niet alleen de kennis, maar vooral het begrip is onmisbaar in de praktijk en het gemis daarvan wreekt zich tijdens de praktijklessen en/of tijdens het rijexamen en dat probleem houdt niet op ná het behalen van het rijbewijs.
Ezelsbruggetjes kunnen goede hulpmiddelen zijn om complexe regelgeving gemakkelijker te onthouden, dat mag, maar…
Gebruik ezelsbruggetjes alléén wanneer deze voor 100%, dus in alle verkeerssituaties, zonder uitzonderingen toepasbaar zijn.
Niemand heeft rechten in het verkeer. We hebben allemaal verplichtingen naar elkaar.
Wil je in dit geval tóch een ezelsbruggetje gebruiken, gebruik dan bijvoorbeeld de samenvoeging van de verkeersregel: rechtsaf gaat voor linksaf.
Immers, het wetsartikel spreekt over het afslaan naar rechts en het afslaan naar links, maar wel beiden op hetzelfde kruispunt en elkaar tegemoetkomend. Met dit ezelsbruggetje zit je wel 100% safe.
Maar let op! Met het gebruik van de woorden ‘gaat voor‘ in dat verbeterde ezelsbruggetje zullen er altijd bestuurders zijn die hieraan weer rechten zullen willen ontlenen.
Het ultieme ezelsbruggetje zou daarom zijn: linksaf geeft aan rechtsaf. Kies jij maar!
Situaties in de theorie lossen we het beste op door middel van toepassing van de regels zoals ze zijn omschreven in de wetgeving en niet anders!
Situaties in de praktijk worden in eerste instantie opgelost met kennis en begrip van diezelfde regels, maar uiteraard wel met gezond verstand.
We passen ons in de praktijk aan, waar de situatie erom vraagt, en we zorgen voor een vlotte en veilige doorstroming van het verkeer.