Examenvrees heeft iedereen wel een beetje
Examen doen brengt voor menig examenkandidaat onzekerheid en stress. “Heb ik het wel goed geleerd, genoeg geoefend, genoeg oude eindexamenvragen gemaakt?” Oude examenopgaven van de voorgaande examenjaren, die je een idee geven van het soort vragen dat je kunt verwacht, zijn een mooi middel in de voorbereiding. En als die goed gaan, blijkt dat je de leerstof begrijpt, dan geeft dat een stuk rust.
Maar je slaat toch de leerboeken er nog eens voor open, kijkt je aantekeningen en samenvattingen nog eens door, bespreekt een en ander nog eens met een klasgenoot of je stelt nog een vraag aan de docent op school. We kennen het allemaal, de eindexamens op school, de klok die tikt en de resterende tijd die verstrijkt, die je juist zo hard nodig hebt voor al de vragen die je nog niet hebt beantwoord.
En dan de zucht van verlichting als je net voor het eind toch nog die laatste lastige vraag hebt kunnen beantwoorden en je de examenzaal mag verlaten. Maar na die zucht van verlichting volgt direct weer de twijfel, wanneer je anderen hoort discussiëren over een vraag waarbij jij een totaal ander antwoord hebt gegeven. “Hoe was die vraag ook al weer precies? Wat heb ik daar geantwoord?” Er zit dan niets anders meer op dan afwachten op dat verlossende telefoontje, waarna je buiten de vlag met schooltas mag uitsteken.
Je had het immers goed geleerd, je hebt tot in de late uurtjes examens van voorgaande jaren zitten maken en je hebt er de laatste paar maanden alle feestjes en stapavonden voor laten schieten.
Dezelfde examenvrees doet zich voor bij een rijexamen, met dezelfde onzekerheid en stress, want je weet niet wat je te wachten staat. Tenzij je vooraf een Tussentijdse Toets (TTT) hebt gedaan. Dan weer je precies wat je te wachten staat, wat de procedure is, waar de examinator naar kijkt en wat de verbeterpunten waren, waar je keihard aan hebt gewerkt. Die TTT is eigenlijk hetzelfde als die stapel oude examenvragen van de voorgaande jaren op school. De generale repetitie voor het eindexamen.
En toch is die vrees er, maar waarom?
Op school kun je die oude examenvragen oefenen, maar je weet niet welke vragen je tijdens het eindexamen zal krijgen. Of die zullen lijken op de vragen die je hebt geoefend. Je hebt je in ieder geval daarmee wel flink verdiept in de leerstof.
Hetzelfde geldt voor het praktijkexamen. Je hebt de Tussentijdse Toets gedaan, ervaren wat de druk die je toen voelde met je deed, gehoord wat er beter kon, maar je kunt alleen vooraf niet voorspellen wat je ditmaal onderweg tegenkomt. Niets is zo veranderlijk als het verkeer, en daarbij ben je over geleverd aan de grappen en grollen die andere weggebruikers nu met jou zullen uithalen. Je kunt alleen maar hopen dat je het op tijd ziet aankomen en er op de juiste manier op reageert.
Daarnaast is een beoordeling op theoretische kennis onvergelijkbaar met een beoordeling op praktische vaardigheden.
Wat wil de examinator zien?
De vraag is dus wat de examinator wil zien en vooral hoe hij dit beoordeelt.
Laten we vooral en éérst vaststellen dat een examinator er alle belang bij heeft dat jij ontspannen het examen kan uitvoeren. Hij is ook helemaal niet bij gebaat bij alwéér een gezakte kandidaat. Dat zijn er jaarlijks al veel te veel en we weten allemaal waar dat aan ligt. Met elke onnodig gezakte kandidaat lopen de wachttijden alleen maar verder op en daarvoor krijgt het CBR zoals altijd de Zwarte Piet toegespeeld. Het ligt negen van de tien keer aan het CBR, vinden veel kandidaten én menig rijinstructeur. Het ligt nooit aan hun!
De examinator (m/v) heeft voldoende ervaring om aan te voelen of jij onderweg behoefte hebt aan of open staat voor een rustig gesprekje over koetjes en kalfjes, en zal dat ongetwijfeld voorafgaand aan de rit al aan jou hebben gevraagd. Doet hij dat niet en begint hij met een gesprekje, dan zal hij dat in ieder geval niet doen op het moment dat jij alle zeilen moet bijzetten om een complexe verkeerssituatie op te lossen. Op die momenten is het stil in de auto en laat hij of zij jou rustig je gang gaan. Daarbij geldt dus, dat ook jij weet wanneer je zelf beter je mond kunt houden.
Een vraag hoef je ook niet verplicht te beantwoorden. Geen gehoor betekent bij de examinator ook dat hij even zijn mond moet houden. Daarbij kun jij reageren met “Momentje, even dit oplossen.“
Als jij ontspannen en rustig je eigen ding kunt doen, dan kun je prima geconcentreerd een complexe situatie oplossen. Op jouw manier, en jouw manier zal niet altijd de manier zijn waarop iedere examinator het zou hebben gedaan, maar zo lang jouw manier een passende, veilige en sociale oplossing is, is dat altijd goed.
Wenselijk rijgedrag
Je hebt van jouw opleider tijdens de rijlessen een bepaald rijgedrag aangeleerd gekregen. Jouw opleider heeft jou gevormd tot een bepaald type automobilist met een rijstijl die moet voldoen aan een aantal voorwaarden. Denk daarbij een de vlotheid waarmee je met het verkeer meestroomt, en niet voortdurend op een kilometer onder of boven de maximumsnelheid moet letten. Je hebt geleerd dat op brede doorgaande wegen, waar iedereen net iets boven die maximumsnelheid rijdt, jij dat ook mag doen. Zolang je maar een grens trekt. De grens van het toelaatbare en niet blind achter de meute aanrent.
Ook heeft de opgedane ervaring jou gevormd tot een besluitvaardige automobilist, waarbij je niet onnodig hoeft te wachten op anderen, terwijl je al drie keer had kunnen oversteken. Jouw kijkgedrag en kijktechnieken zijn van een zodanig niveau, dat je de situatie op tijd hebt kunnen inschatten of hebt kunnen bepalen of je meteen kon meestromen of niet. Want twijfel kan al gauw leiden tot het nemen verkeerde beslissingen, vooral wanneer je je opgejaagd voelt. Een rijexamen is geen tijdrit, waarbij je binnen die 35 minuten weer op de parkeerplaats moet staan. Een paar minuten korter of langer is heel normaal. Je zult maar onderweg de brug tegen hebben. Het is allemaal ingecalculeerd.
Op sociaal gebied sta je ook je mannetje, houd je rekening met andere weggebruikers, vooral met de zwakkere verkeersdeelnemers, en heb je er helemaal geen probleem mee als je een keer moet inschikken. Je hebt immers geen rechten in het verkeer en alleen maar verplichtingen. Daarnaast kun je communiceren met andere weggebruikers, in een vroeg stadium aangeven wat jouw bedoeling is, door het op tijd aangeven van richting, maar ook een wenk geven aan een twijfelaar die mag doorgaan, waarbij jij uiteraard let op anderen, die het wel met jouw wenk eens moeten zijn en de twijfelaar en jouw wenk ook hebben gezien.
Kortom, je laat geen kind oversteken wanneer er van achter jou een opgevoerde scooter aankomt, die het kind kennelijk niet heeft gezien en jou met hoge snelheid wil inhalen. Die gevolgen vallen ook onder jouw verantwoording.
Dat vlotte, sociale en besluitvaardige rijgedrag moet uiteraard ook veilig zijn en op een milieuvriendelijke manier worden uitgevoerd volgens de principes die staan beschreven in de Rijprocedure. Het 85 pagina’s dikke handboek voor opleider en examinator dat jij ook hebt doorgelezen.
In die Rijprocedure staat het meest wenselijke gedrag dat de examinator wil zien en waartoe jouw opleider jou heeft opgeleid, gevormd, gekneed, waarbij jij tijdens het rijden helemaal niet meer hoeft na te denken over die uitvoering, maar dat uit gewoonte zo doet. Volautomatisch. Omdat het er zo bij jou ingebakken zit. Dus je hoeft je helemaal niet uit te sloven of de hele weg op jezelf te zitten letten. Op andere verkeer letten is op dat moment jouw taak en daaraan heb je je handen al vol genoeg.
En omdat het een praktische toets is, jij afhankelijk bent van niet alleen je eigen kennis en vaardigheden, maar ook van weersomstandigheden, verkeersdrukte en de grappen en grollen die andere weggebruikers met jou kunnen uithalen, zal er altijd wel iets voorvallen dat niet helemaal naar jouw zin gaat. Een voorval waarbij je denkt: “Sh*t, waarom nou ik, waarom nou nu…?“
Voor dat schoolexamen kun je cum laude slagen, zelfs summa cum laude. Voor het rijexamen kan dat ook, maar het hóeft niet en dat moet je op dat moment ook niet willen. De examinator kijkt naar het totaalplaatje van wat jij laat zien tijdens de rit. Hij kijkt daarbij naar de oorzaak van een foutje, maar ook naar de mogelijke gevolgen ervan, en, of de foutjes zich (blijven) herhalen. Maar ook kijkt hij naar jouw oplossend vermogen, óf en hóe je een foutje herstelt, of zelfs hoe jij de fouten van anderen opvangt en/of herstelt.
Aard, ernst en frequentie
Het gaat daarbij dus in eerste instantie om de vraag wat de aard is van de fout, wát er precies fout gaat, wát daarvan de oorzaak is en of je dat had kunnen of moeten kunnen voorkomen? Lag de schuld geheel bij jou, of ook bij een andere omstandigheid, zoals een andere weggebruiker, onvoldoende zicht, een plots veranderende situatie die onmogelijk te voorspellen was voor een beginnend automobilist, zoals een loslopende hond die voor je auto langs schoot. Of lag het aan een weersomstandigheid. Een vette regen- of hagelbui. Zo zijn er veel factoren denkbaar die de oorzaak kunnen zijn van een grote of kleine misser in het verkeer en die staan niet op papier zoals op school.
Vervolgens is het van belang in hoeverre de misser gevaar heeft opgeleverd, of had kunnen opleveren, dus de ernst van het voorval. Heeft de examinator moeten ingrijpen en zo ja, wat voor een soort ingreep betrof het? Heeft de examinator moeten remmen, het stuur moeten corrigeren of heeft hij jou moeten aansporen om gas bij te geven? Of was in jouw beleving een ‘ingreep’, die achteraf door de examinator helemaal niet als een ingreep bedoeld was, maar als hulp of voorzorg? Ben jij bijvoorbeeld door een diepe plas water gereden waarbij de examinator uit voorzorg even het stuur vastpakte omdat hij niet kon voorzien hoe de auto op die diepe plas water zou reageren? (aquaplaning)
Tot slot is het van belang vast te stellen of een bepaalde fout herhaaldelijk voorkomt (de frequentie) en of dat een herleidbare oorzaak van fouten tot herhaling leidt of kennelijk lijkt te leiden. Wanneer je een bepaald onderdeel onvoldoende beheerst, zoals kijkgedrag, dat aanleiding geeft tot verschillende (dus meerdere) fouten, zou dit kunnen leiden tot onveilige situaties. Zelfs als die fouten niet worden gemaakt, maar uit jouw (rij)gedrag duidelijk is te herleiden dat je een onderdeel onvoldoende beheerst, of, wanneer de fouten wél worden gemaakt, deze op het nippertje met een sisser aflopen, of, wat ook vaak voorkomt, dat jij zelf niet eens in de gaten hebt dát je die fouten maakt. of misschien jouw fouten zelf niet als fout (lees: onveilig) herkent of ervaart.
Algehele indruk
Al deze waarnemingen tijdens de rit geven de examinator een algehele indruk van jouw kennis en vaardigheden, waarbij de hij een belangrijke beslissing moet nemen.
- Willen wij, de andere weggebruikers jou toelaten tot ons ‘speelveld’? Of vinden wij dat jij het spel en de spelregels nog te weinig beheerst om met jou in ons team de wedstrijd te kunnen winnen?
De examinator moet dus komen toe een eerlijke afweging. ‘Eerlijk’ in de zin van een uniforme beoordeling, waarbij hij niet alleen kijkt naar de grotere of kleinere missers die je hebt gemaakt, of ze ernstig zijn en vaker voorkomen, Maar hij daarbij ook rekening houdt met andere omstandigheden, zoals: hoe was het weer, hoe was de verkeersdrukte, reed je in de spits of op het moment dat iedereen binnen aan de koffie zat, hoe hebben andere omstandigheden waar jij geen vat op heb jouw rijden beïnvloed en wat je nog meer zou kunnen bedenken.
Een ‘eerlijke’ afweging maken kan alleen als jouw prestaties kunnen worden vergeleken met die van een andere kandidaat die in andere of soortgelijke omstandigheden zijn examen heeft afgelegd. Zou daarmee geen rekening worden gehouden, dan zou dat betekenen dat de ene examenkandidaat (die bijvoorbeeld examen doet buiten de spits) voordeel heeft boven een andere (die examen doet in de spits), hetgeen moet worden voorkomen.
Geslaagd met een ingreep
Het is heel begrijpelijk dat een examenkandidaat bang is voor een ingreep en zoals eerder gezegd, hoeft een ingreep niet fataal te zijn voor de uitslag van het examen. Zelfs met een ingreep kan een voldoende uitslag worden gegeven. Het gaat erom wat de aanleiding tot de ingreep is geweest en waarom de examinator heeft besloten in te grijpen, waarmee hij zo lang mogelijk wacht om jou de kans te geven die ingreep te voorkomen.
Reden temeer om tijdens het examen vooral niet te letten op wat de examinator doet met zijn handen of voeten. Je niet te laten verleiden tot in paniek te reageren wanneer er helemaal niets aan de hand is. Beren zoeken doe je maar in Artis of Blijdorp, op de weg zul je ze écht niet tegenkomen. Wat je dus nooit (!) moet doen, zoals sommige examenkandidaten wel doen, is onderweg op de voeten van de examinator letten. Kijken wat hij bijvoorbeeld met zijn voet bij het rempedaal van de dubbele bediening doet.
Er zijn talloze kandidaten gezakt, omdat ze dachten dat de examinator op de rem wilde trappen. Terwijl er helemaal niets aan de hand was en zijn voet alleen maar uit voorzorg in de buurt van dat rempedaal zat. Dezelfde voorzorg als die eerder beschreven diepe plas water, een reden die niets te maken heeft met jouw rijvaardigheid.
Het laat zich raden wat er gebeurde. De kandidaat raakte in paniek en wilde een remingreep voorkomen, dus trapte zonder zich te beseffen dat er helemaal niets aan de hand was uit voorzorg zelf op de rem. Een forse remactie, voor niets, maar wel met (mogelijk) gevaar tot gevolg voor het achteropkomende verkeer, met alsnog en juist daardoor een onvoldoende uitslag tot gevolg.
De cijferlijst
Als je een examen hebt afgelegd wordt dat op school beloond met een cijferlijst. Een lijst met vaak nog cijfers achter de komma, die jij als scholier graag afgerond naar boven ziet, waar een 5,5 een 6 wordt op de eindlijst. Daarnaast mag je in sommige gevallen op school nog een onvoldoende compenseren met een vette voldoende voor een ander vak.
In het verkeer doen we daar niet aan. Onveilig rijgedrag, wat die 5,5 eigenlijk is, daar maken we geen matig veilig of twijfelachtig veilig rijgedrag van. Dat moet jij zelf ook niet willen, toch? Je leert voor een vette voldoende (vet veilig) en je zorgt tijdens het examen dat je laat zien dat je die vette voldoende waard bent. Er rijden al genoeg matig veilige automobilisten op de weg.
Een cijfer zul je dus niet krijgen, al was dat in de jaren ’80 nog heel gewoon. Het uitslagformulier toonde vier cijfers, voor bediening, wijze van rijden, toepassing van de verkeersvoorschriften en de bijzondere verrichtingen. Die vier cijfers moesten voldoende zijn, waarbij niet kon worden gecompenseerd. Dus voor drie onderdelen een 6 en een 5 voor het vierde onderdeel was voldoende, want toen vond men een 5 nog voldoende. Maar voor drie onderdelen een 8 en voor één onderdeel een 4 betekende een onvoldoende, waarbij er dus niets viel te compenseren.
Tegenwoordig is de uitslag simpel: Je bent geslaagd of gezakt.
Conclusie
Kies een goede opleider. De Rijschoolzoeker van het CBR is hierbij je beste vriend.
Weet wat er van je wordt verwacht, dus verdiep je in de Rijprocedure.
Leer voor een vette voldoende, met een mager zesje kom je er niet
Doe een TTT om je goed voor te bereiden op het examen (liefst in een andere examenplaats dan waar je het examen gaat doen)
Doe een examen als je er écht klaar voor bent.
Jaag de opleider niet op tot het doen van een aanvraag als jouw niveau nog te wensen overlaat.
Rijd het examen zonder je druk te maken om de uitslag. Ben je goed opgeleid en is er hard gewerkt aan de verbeterpunten uit de TTT, dan heb je niets te vrezen.
Beoordeel niet voortdurend jezelf tijdens de rit. Beoordelen is de taak van een examinator.
Foutjes maken is menselijk, dus niet erg, ze zelf kunnen herstellen is veel belangrijker.
Pieker onderweg niet over vermeende foutjes. Wat jij wellicht als een fout ziet, daar kan de examinator heel anders over denken (in positieve zin).