Hoe bedoel je ‘verder vooruit kijken’?
Je zult het vast vaker gehoord hebben, dat je ‘verder vooruit‘ moet kijken…
Wanneer je ergens niet of te laat op reageerde, dat je eerder had moeten beslissen en handelen en jouw opleider vond dat je ‘het had kunnen zien aankomen‘.
En hoor je deze opmerking pas na afloop van het rijexamen, dan is het natuurlijk foute boel, want dat ben je gezakt, en dan voelt dit artikel misschien als mosterd na de maaltijd.
Wanneer jouw opleider tegen jou zegt dat je verder vooruit moet kijken, dan moet hij of zij er meteen bij vertellen wat er precies mee wordt bedoeld. En als de opleider dat niet doet, dan vraag jij: “Wát had ik kunnen of moeten zien en hóe had ik dat kunnen of moeten zien?”
Alleen roepen dat de cursist (verder vooruit) moet kijken is eigenlijk een dooddoenertje in de rijopleidingen, vooral als er daarna geen uitleg komt.
Zo zijn er opleiders die op het raam tikken als je vergeet een zijstraat in te kijken, of de binnen- of buitenspiegel niet vaak genoeg gebruikt. Ze roepen dan iets over kijkgedrag, maar ze vergeten dan vaak erbij te vertellen waarnaar je had moeten kijken.
Kijkgedrag, in dit geval het vooruitkijken is tegelijkertijd een heel ruim begrip.
In de Rijopleiding in Stappen (RIS) spreekt men van ‘scannen‘ en daarvoor heeft men een ‘script‘ opgesteld dat aangeeft wat je daarbij precies zou moeten doen, maar ook met die scan zul jij waarschijnlijk nog steeds niet echt goed uit de voeten kunnen.
Die scan uit de RIS zegt het volgende:
- kijk 200 meter vooruit
- blik niet fixeren
- kijk in de binnenspiegel
- kijk voor de auto
- kijk in de buitenspiegels
Het is logisch dat je bij het vooruitkijken je blik niet moet fixeren, je niet moet richten op één enkel object. Het is ook logisch dat je niet alleen in de gaten moet houden wat er vóór je gebeurt, maar ook achter en naast je.
Het is tegelijkertijd bijzonder om te zien dat bij dit script wordt gesproken over een afstand die je vooruit zou moeten kijken, want stap 1 in het script, 200 meter vooruit, is namelijk niet echt heel ver vooruit, vooral niet wanneer je met 130 km/h over de snelweg raast.
Bij 130 km/h leg je iedere seconde ruim 36 meter af en heb je om die 200 meter af te leggen maar 5,5 seconden nodig. Je bent dus al bij dat punt nog voor dat je je het beseft. Laat staan dat er tijd overblijft om nog ergens op te kunnen reageren.
Afslaan
Zo ook bij het afslaan (of zijdelings verplaatsen) is er ook zo’n script, echter het komt niet voor op de RIS-scriptkaart:
- kijk in de binnenspiegel
- kijk vóór de auto
- kijk in de buitenspiegel
- kijk over de schouder of naast
Het is een veel gehoord script in de lesauto, maar ook hier valt iets over te zeggen. De tweede stap is hier nog eens naar voren kijken, iets wat je de hele weg al doet en enorm logisch is, terwijl er tussen stap drie en vier kennelijk niet meer naar voren hoeft te worden gekeken.
Vooral wanneer je in een spiegel kijkt omdat je iets wilt zien, inschatten of observeren, kost dat tijd. Dat kost al gauw een seconde of meer per stap dat je niet naar voren kijkt. Wanneer je van de buitenspiegel direct doorgaat naar de schouder, ben je al gauw een paar seconden met je aandacht weg bij wat er vóór je gebeurt.
Dus er ontbreekt een stap in het script, de stap die zegt dat tussen stap drie en vier óók nog eens naar voren zult moeten kijken. Het script moet dus tenminste 5 stappen lang worden.
Want wat wil je tussentijds ook weten? Raak je niet uit koers? Wordt er vóór je niet door iemand geremd of vertraagd, dus verandert de volgafstand?
Er kan in anderhalve seconde heel veel gebeuren dat jij óók zou moeten zien!
Het uit koers raken van de auto is een logisch gevolg van het niet meer naar voren kijken. Immers, net als op de fiets volgt jouw voertuig, in dit geval de auto, jouw ogen. Daar waar je naartoe kijkt, daar wil je met je voertuig eigenlijk ook automatisch naartoe sturen. Probeer het maar als je op de fiets zit en achterom kijkt. Je koers verandert direct en niet alleen maar omdat een fiets twee wielen heeft.
Tel daarbij op dat een beweging van het hoofd ook een beweging van het lichaam kan veroorzaken. En een beweging van het hoofd, met name wanneer je over de schouder kijkt, kan zorgen voor een beweging van de armen, wat weer resulteert in een beweging van het stuur, al hoeft dat maar heel weinig te zijn. En dat resulteert weer in een verplaatsing van de auto.
Eigenlijk kan het ‘over de schouder kijken‘ beter worden omschreven als naast je kijken. Het ‘over je schouder kijken‘ wordt door sommigen al gauw vertaald naar achterom kijken en dat is nu juist niet wat er van je wordt verwacht.
Nu is het meebewegen van het stuur niet erg bij hele lage rijsnelheden, omdat dit niet meteen veel effect zal hebben, maar wanneer je 130 km/h rijdt is het effect veel groter, zo ook het gevaar.
Het is dan ook belangrijk dat jouw opleider je in de eerste les kijktechniek al vertelt dat je ervoor moet zorgen dat jouw schouders altijd contact houden met de rugleuning van je stoel. Dus komt een schouder vrij bij het kijken over de andere schouder, dan beweeg je je hoofd teveel. Stel daarom de buitenspiegels zodanig af dat je met een kleine beweging van je hoofd al het verkeer naast je kunt bekijken. De maximale beweging van je nek zonder dat je lichaam meebeweegt. En dat verschilt weer per persoon.
De ideale volgorde van het kijken en handelen voor het afslaan, uitwijken of het van rijstrook wisselen is daarom:
- kijk in de binnenspiegel
- kijk vóór de auto
- kijk in de buitenspiegel
- kijk vóór de auto
- kijk naast de auto
- kijk vóór de auto
Het naar voren kijken tussen de stappen zijn eigenlijk ook de rustmomenten om te verwerken wát je hebt gezien tijdens de voorgaande stap (spiegels en naast). Het waarnemen en beoordelen.
Het is een volgorde die je óók nog eens meerdere malen herhaalt. In de voorbereiding, op het moment dat je besluit te gaan en als een controle op het moment dát je gaat. En wie weet nog eens als het erg druk om je heen is.
En daarná mag je pas de richtingaanwijzer bedienen, want die bedien je op het moment dat jij er absoluut zeker van bent dat hetgeen je wilt doen ook écht kán en ook het bedienen van de richtingaanwijzer is een handeling die het stuur ongewild kan doen meebewegen. En daarom doe je dat pas wanneer je blik weer naar voren is gericht.
Iedere seconde dat je niet vooruit kijkt is er één dat je brein even de weg kwijt is. Omdat je niet meer weet wat er vóór je gebeurt! Beperk die tijd zoveel mogelijk om de situatie vóór je altijd onder controle te kunnen houden.
Kortom, let maar eens op jezelf, hoe jij dat doet. Het kijken in de spiegels en over de schouder en of je de neiging hebt om tussentijds naar voren te kijken. Grote kans dat je stiekem tussen iedere stap, binnenspiegel – buitenspiegel – schouder, automatisch al naar voren kijkt. En zo niet, zorg dan dat je die volgorde aanpast.
Ook is het belangrijk dat je bij rijstrookwisselingen, zoals inhalen, invoegen en voorsorteren rustig verplaatst. De richtingaanwijzer mag tijdens dat hele proces van aanzetten, beginnen met verplaatsen en het aankomen in de andere rijstrook best een seconde of 6-8 duren. Het hoeft niet binnen één of twee seconden te zijn afgehandeld. Dan heb je ook alle tijd om tijdens die verplaatsing nog eens extra op die spiegels te letten.
Begin pas met de verplaatsing nadat jouw richtingaanwijzer een keer of twee-drie heeft geknipperd. Dat geeft een signaal naar anderen, en je geeft ze al meteen anderhalve seconde extra bedenktijd. Trek je gelijk met het aanzetten van de richtingaanwijzer al aan het stuur, dan heeft dat ding niet erg veel nut. Het is een middel om in eerste instantie aan te geven wat je van plan bent te gaan doen, en niet om aan te geven van hetgeen je al mee bezig bent.
En mócht je dan tóch, ondanks dat je denkt goed te hebben gekeken, merken dat je iemand in de dode hoek over het hoofd hebt gezien (of iemand is van een verder gelegen rijstrook op hetzelfde moment begonnen met naar jouw strook te verplaatsen), dan hebben jullie beiden alle tijd om rustig te reageren.
Tijd en afstand
Terug naar die snelheid.
Wanneer we spreken over vooruitkijken hebben we het eigenlijk over twee dingen:
- Tijd
- Afstand
Terugkijkend naar het RIS-script scan, waarin men spreekt over 200 meter vooruitkijken, zouden we die afstand moeten aanpassen wanneer we met hoge snelheid rijden. Bij 130 km/h is 200 meter vooruitkijken veel te weinig. Het gaat namelijk niet zozeer over de afstand, maar meer over de tijd die je moet vooruitkijken.
De stap zou daarom eigenlijk moeten heten: kijk ver genoeg vooruit.
En je moet eigenlijk óók nog eens vooruitkijken in de tijd, waarbij je moet proberen de toekomst te voorspellen.
- Wat zie ik? (zien)
- Hoe ver is dat van mij vandaan? (inschatten)
- Hoe lang duurt het voor ik dat punt heb bereikt? (observeren en inschatten)
- Hoe kan die situatie zich gaan ontwikkelen? (observeren, voorspellen en evalueren)
- Is die situatie voor mij van direct of indirect belang of helemaal niet? (observeren en inschatten)
- Hoe moet ik daarop reageren? (inschatten, voorspellen en evalueren)
- Hoe kunnen anderen daarop gaan reageren? (observeren en voorspellen)
- Welke anderen kunnen dat zijn? (observeren en voorspellen)
- In hoeverre heb ik met die anderen te maken? (observeren en voorspellen)
- Wanneer moet ik beginnen met reageren? (inschatten)
- Wat zijn de alternatieven als de situatie zich anders gaat ontwikkelen? (observeren, voorspellen en evalueren)
Het zijn allemaal stappen uit de cyclus waarnemen, voorspellen, evalueren, beslissen, handelen. Alleen komen de eerste drie handeling in de aanloop naar, en zijn stappen die veelal meerdere malen worden herhaald, en het beslissen en handelen komen pas op het laatste moment bij de uitvoering van de weloverwogen beslissing.
Houd bij dit vooruitkijken rekening met het feit dat je kleinere verkeersdeelnemers moeilijker en later zult opmerken dan grotere voertuigen. Dus je zult minder moeite hebben met het zien van een auto, bestelbus, tractor, bus of vrachtwagen, maar je zult méér moeite hebben met het zien van een voetganger, (brom)fietser of motorrijder. En vooral de gemotoriseerde verkeersdeelnemers zijn sneller en actiever in hun bewegingen dan een trage voetganger of fietser.
Afstand is dus tijd en die tijd is de tijd die jij nodig hebt om alles wat jij ziet te kunnen verwerken, te bedenken of dat wat je ziet voor jou van belang is, hoe je daarop moet reageren en handelen.
Dat vooruitkijken doe je dus niet met je ogen maar met je brein!
En hoe staat het met jouw brein? Kan jouw brein dit allemaal wel aan? Heb jij een beperking in je brein, heb jij een belemmering in je brein, ben je vermoeid, opgefokt, afgeleid of gespannen?
Hoeveel tijd heb jij nodig? Ben je een dromer, of zit je non-stop op scherp? Hoe snel ben je met handelen en hoeveel ervaring heb je met verkeerssituaties?
Ze zeggen wel eens ’tijd is geld’, maar in het verkeer is tijd geen geld maar ‘veiligheid‘! Die van jou en die van anderen. Soms levensreddend…
We kennen allemaal de begrippen remafstand, stopafstand en reactietijd, een tijd waarvoor we doorgaans 2 seconden aanhouden als we daarbij volgafstand betrekken. Twee seconden die verstrijken tussen zien en handelen. Twee seconden waarbinnen alwéér dat brein een waarneming van de ogen verwerkt en vertaalt naar een opdracht aan de spieren in onze armen en benen, die we aan het werk zetten. Om te sturen, gas los te laten of juist bij te geven of om te remmen en te schakelen. Het is maar wat er op dat moment van je wordt gevraagd.
Die twee seconden kunnen, wanneer je op scherp zit best minder zijn, misschien maar één seconde, of zelfs nóg minder. Maar het kunnen er ook méér zijn, wanneer je zit te dagdromen, of wanneer je bent afgeleid door een passagier of een andere weggebruiker. Dan kunnen het er zomaar 4 zijn vóórdat je doorhebt dat je actie moet ondernemen. En dan moet je nog eens beginnen met wikken en wegen, beslissen en handelen.
Voor je het weet ben je te laat.
De afstand die we vooruit moeten kijken, moeten we dus koppelen aan de tijd die we minimaal nodig (denken te) hebben om te zorgen voor een goede afloop van onze taak. Die tijd wordt daarmee een vast gegeven en de afstand die we vooruit moeten kijken (lees: denken) wordt daarmee bepaald door de snelheid die we rijden.
Hoeveel tijd heb jij nodig?
Je bent nog maar een beginner, met weinig ervaring. Laten we zomaar eens een greep doen.
- Ben je een dagdromer? Zit je altijd op scherp? Of kiezen we de gulden middenweg?
Laten we dat laatste doen en voor de reactietijd zo’n 3 seconden nemen. - Hoeveel tijd gun jij anderen om zich te realiseren dat jij iets gaat doen? Hoeveel tijd gun jij hen om daarnaar te handelen? Ook zo’n 3 seconden? Net als jij nodig hebt?
- Hoeveel tijd heb je nodig om het plan dat je aan het maken bent te (her)overwegen? Daarbij neem je alle opties en alternatieven onder de loep. Een seconde of 2? Kom op! Zoveel tijd heb je niet in het verkeer!
- Hoeveel tijd heb jij nodig om de beslissing uit te voeren? Hoe snel ben jij met handelen en hoe laat de situatie van dat moment dit toe? Ook een seconde of 2? Je moet wel opschieten hoor!
Maar die tijden kunnen allemaal langer uitpakken. De tijd wordt dus variabel, maar in het gunstigste geval tel je alle minima bij elkaar op en kom je al gauw aan een seconde of 10. En in het ongunstige geval al gauw 14-15 seconden.
Laten we voor het gemak 10 seconden aanhouden. Dat is de afstand in tijd gemeten die je vooruit zou moeten kijken en we zetten dat om naar meters bij een aantal voor jou bekende snelheden, dan komen we aan het volgende lijstje:
- 50 km/h – 10 seconden: 140 m
- 80 km/h – 10 seconden: 225 m
- 100 km/h – 10 seconden: 280 m
- 130 km/h – 10 seconden: 370 m
Deze afstanden zijn naar boven afgerond, dus de scan die spreekt over 200 m vooruitkijken is dus van toepassing op het rijden binnen de bebouwde kom. We houden daarbij dan nog een flinke veilige marge over voor het geval we zijn afgeleid. Je zou hiermee zelfs bij 70 km/h nog een beetje uit de voeten kunnen.
Buiten de bebouwde kom gaat die 200 meter al gauw problemen opleveren, met name wanneer we op de autosnelweg rijden waar op dat moment een maximumsnelheid geldt van 130 km/h. Dan komen we fors tijd tekort. Het moet dan zelfs bijna het dubbele zijn..
Eigenlijk zouden we kunnen stellen dat de afstand waarover we vooruit zouden moeten kijken in meters gerekend minimaal driemaal de gereden snelheid zou moeten bedragen. Dus 150 / 240 / 300 en 390 meter bij de genoemde snelheiden. Dan zit je pas écht redelijk safe!
Wellicht dat dit een bruikbaar ezelsbruggetje kan zijn, al zal niet iedereen tot deze afstanden komen. Er zullen vast anderen zijn die kunnen stellen 10 seconden vooruitkijken wel erg veel is, of misschien zelfs nog te weinig. Hoe kijk jij daar als beginnende automobilist tegenaan? Gebrek aan ervaring in het inschatten, het anticiperen en in voertuigbeheersing zou je daarin kunnen laten meewegen.
Waar kijk je naar?
Als we ons richten op alleen het vooruitkijken, dus vóór de auto, wáár kijk je dan naar? Wát precies wil je zien?
We moeten de blik sowieso niet fixeren, dus het is verstandig om van dichtbij voor de auto de blik in stappen verder naar voren te brengen en op dezelfde manier weer terug. Daarbij kijk je naar wegomstandigheden, verkeerstekens, verkeer, maar ook andere factoren die van invloed kunnen zijn, zoals signalen van andere weggebruikers.
Eigenlijk zouden we Röntgen-ogen moeten hebben, waarmee we overal dwars doorheen zouden kunnen kijken, maar die hebben we nu eenmaal niet. Dus proberen we overal langs, overheen, onderdoor en tussendoor te kijken. We gebruiken op een zonnige dag de schaduwen van de auto’s voor ons, die we vooruit zien bewegen als het verderop groen wordt en de rij weer in beweging komt. We gebruiken de spiegeling van een nat wegdek, een winkelruit, de glimmende zijkant van een auto in het donker, en alles wat maar meehelpt om ergens langs te kunnen kijken om te kunnen zien wat daar verderop gebeurt. We kijken ook naar de reacties van anderen, en bedenken redenen die ons kunnen vertellen waarom iemand zo handelt. Moest hij ergens voor uitwijken of afremmen?
Kijken we korter voor de auto, dan kunnen we kijken naar verkeerstekens zoals pijlen op het wegdek en de belijning, maar ook naar beschadigingen in het wegdek, zoals een fikse kuil, of een obstakel dat op de weg ligt, zoals een stuk hout, afgevallen van een aanhangwagen, dat we willen ontwijken, een drempel waarvan de de hoogte willen inschatten of andere zaken die van belang kunnen zijn.
Naast het vooruitkijken zul je ook nog eens in de breedte moeten kijken. Bijvoorbeeld naar weggebruikers die vanuit andere richtingen kunnen naderen en jouw pad kunnen gaan kruisen, maar ook dieren, zoals een loslopende hond, kat of een paar eenden, kunnen van invloed zijn op het verloop van een verkeerssituatie, maar hoe hoger de snelheid ligt, hoe lastigere het wordt om meer in de breedte te kunnen kijken. Bij hoge snelheid krijg je een soort tunnelvisie.
Het gaat bij kijkgedrag vooral over het herkennen van signalen die jou vertellen dat iets op jouw pad gaat komen waar jij alle aandacht bij nodig zult hebben, bijvoorbeeld dat er een kruispunt komt. Je moet genoeg tijd hebben je daarop te kunnen voorbereiden. Het herkennen van die signalen, daar moet je op zijn getraind tijdens de rijlessen.
Kijken we naar wat we achter en naast ons moeten zien, dan betreft dat veelal inhalend verkeer, of verkeer wat dit mogelijk van plan is, waarbij we kijken naar bijvoorbeeld volgafstand, signalen, gedrag van de bestuurders, de ruimte die men neemt en snelheidsverschil.
Over het algemeen gaat het bij het vooruitkijken om:
- Waarnemen – het bewust zien en herkennen van de belangrijkste objecten en verkeersdeelnemers
- Inschatten – afstand, naderingssnelheid en snelheidsverschil
- Observeren – verandering van de situatie, positie of gedrag van weggebruikers
En daarbij proberen een voorspelling te maken.
Je ogen zijn je stuur
Bedenk dat, net als bij het fietsen, je auto de neiging heeft om jouw ogen te volgen. De auto wil daarheen waar jij naar kijkt. Dat heeft zo zijn voordelen en nadelen.
Je moet daarom niet te lang je ogen op één punt gefixeerd houden, met het nadelig gevolg dat de auto daardoor ongewenst uit koers raakt. Jouw opleider of de examinator zullen dat benoemen als je plaats op de weg, die niet goed is. Maar het kan zich ook uiten in het kiezen van de verkeerde rijstrook, of te veel links of rechts in de rijstrook rijden.
Het voordeel is wel, dat als je op de juiste manier bijvoorbeeld naar het wegverloop kijkt, of een bocht inkijkt, de auto als vanzelf jouw ogen volgt en daarbij de juiste koers en bocht volgt.
Hoe dat precies in zijn werk gaat is een praktische uitdaging, dus de taak van jouw rijopleider jou hierin wegwijs te maken en dat veel te oefenen.
Obstakels en zicht
Obstakels kunnen het zicht belemmeren of bemoeilijken.
Onder bepaalde omstandigheden kun je gebruikmaken van hulpmiddelen om voorbij obstakels te kijken. Denk daarbij aan de spiegeling van glimmende oppervlakken, zoals winkelruiten, zijkanten van voertuigen of nat wegdek. Ook reacties van anderen kunnen jou wijzen op mogelijke belangrijke veranderingen in de verkeerssituatie.
Wanneer er bijvoorbeeld verderop iemand richting aangeeft, bedenk dan of dat voertuig zal zijn verdwenen of misschien nog niet, wanneer jij dat punt hebt bereikt. Het kan ook tot stilstand zijn gekomen om te kunnen parkeren of te lossen.
Maak gebruik van openingen in begroeiing die zicht geven op zijwegen en/of naderend verkeer.
Anticiperen en gevaarherkenning
Vooruitkijken (lees: denken) heeft alles te maken met anticiperen. Eenvoudig gezegd is anticiperen rekening houden met en daar op inspelen. We zeggen hierbij wel eens: ‘Verwacht het onverwachte!’
Loopt er een voetganger op het trottoir en is er een oversteekplaats vlakbij, dan heb je verwachtingen, waarbij je alvast extra let op verkeer achter je en je voorbereidingen treft voor een mogelijke stop. Dat geldt ook voor een fietser die voor je uit fietst en gebruik zou kunnen willen maken van een oversteekplaats, zelfs als dat een zebrapad is en zelfs zonder zijn hand uit te steken. De vraag is hierbij niet of die fietser dat wel of niet mag, maar dat de kans bestaat dat hij dat tóch doet. En daar dien jij op te reageren, want je wilt een aanrijding voorkomen. Zéker met een kwetsbare weggebruiker.
Kijkt de fietser achterom, dan zit jij alvast op scherp om te reageren.
Een fietser die voor je uit fiets tijdens een regenbui, met capuchon op, kan niet goed zien wat hem van achteren nadert, zélfs jou minder goed horen. terwijl hij zonder richting aan te geven plots kan willen afslaan. Fietsers wijken ook vaak uit voor plassen op de weg.
Er zijn oneindig veel voorbeelden te bedenken, maar die taak is aan jou, of beter gezegd aan de rijopleider, met in het achterhoofd voortdurende het Verwacht het onverwachte!
Kennen, verkennen, herkennen
Je bent dus tijdens het autorijden altijd druk bezig, waarbij je kennis en begrip moet hebben van niet alleen de verkeersregels, maar ook van het gedrag van andere weggebruikers. Dat laatste stukje berust op ervaring. Het ‘kennen‘.
Daarbij ben je voortdurend op ‘verkenning‘, aan het ‘vooruit kijken’ en vooral denken. Op zoek naar mogelijke gevaren, waarbij het bekende begrip gevaarherkenning ter spraken komt.
Waar zit de volgende zijweg, wat voor een kruispunt is dat? Moet je daar voorrang geven? Waaraan kun je zien dat er een kruispunt komt? Wat zijn de signalen die jou dat vertellen?
Zag je net in de verte die auto afslaan of die fietser oversteken? Zomaar een voorbeeld van zo’n signaal.
Wat ga ik straks doen? Hoe is nu mijn snelheid en welke snelheid is daar gewenst? Moet ik daar straks gas los laten, remmen, of doe ik lekker helemaal niets?
Dat ‘herkennen‘ berust dus naast ervaring ook op de kennis en begrip die je behoort te hebben, waarom wij, de opleiders, het zo belangrijk vinden dat jij de theorie niet alleen leert om te slagen voor dat certificaat, maar voorál dat je er begrip van hebt, zodat je dat in de praktijk snel kan leren gebruiken. Dus houd je afzijdig van obscure één-dag-vlug-vlug-snel-klaar-cursusjes waar je alleen maar de antwoorden op de vragen denkt te leren.
Ben jij er zo één die er drie, vier, vijf of meer keer voor nodig heeft gehad om je theorie te halen? Dan weet je nu al wat jou straks te wachten staat in de praktijklessen.
Voor én achter…
Het ‘vooruitkijken’ doen we niet alleen vóór ons. Je kunt ook ‘vooruitkijken’ door je spiegels te gebruiken, want het gaat toch om het ‘vooruitkijken in de tijd’? Als je een tijdmachine had gehad, dan had je je hele rit vooraf kunnen voorbereiden. Dan weet je vooraf al precies wáár en wannéér je even op scherp moet zitten, waar je gas moet loslaten of moet remmen, omdat je wéét wat er komen gaat. Maar die tijdmachine heb je nu eenmaal niet. Dus moet je de hele weg op scherp zitten om de problemen vóór te zijn.
Dat wat er achter je gebeurt is dus nét zo belangrijk. Men zegt vaak: “Het gevaar komt niet van voren, maar het gevaar komt van achteren.”
Heb jij zo’n opleider die plots de binnenspiegel afdekt en vraagt: “Wat zit er achter je?”
En blijft het dan alleen bij het antwoord “Een rode auto!”? Of gaat hij/zij er dan ook dieper op in?
Wordt er dan ook gevraagd naar volgafstand en naar de bestuurder en de passagiers in die auto? Man of vrouw? Met of zonder telefoon in de hand? Of is het een moeder met kinderen op de achterbank, op weg naar school, die voortdurend achterom zit te kijken naar die kinderen, in plaats van dat ze op jou zit te letten?
Wat voor type bestuurder is het en wat is daarbij jouw verwachtingspatroon? Is het een oudere man, zo’n pensionado die truttig rijdt, is het een vertegenwoordiger met haast op weg naar de zoveelste klant van die dag of is het een opgeschoten jongen van een jaar of 18, met bontkraag en petje, die pas net zijn rijbewijs heeft en rijdt in een vijfdehands auto, met ronkende uitlaat bij het optrekken en veel te veel audio erin? Is het “Boemboemboem” wat er luid van achteren klinkt…?
Wat kun jij daarmee? Of beter: wat móet jij daarmee? Wat kun je voorzien of voorspellen?
Communicatie
Zo is communiceren ook van groot belang. Oogcontact maken met andere weggebruikers. Elkaar aankijken en met non-verbale communicatie elkaar duidelijk maken wat de intenties zijn. Kijk jij ook naar de automobilist naast jou als hij jou inhaalt? Maak je dan ook oogcontact? Doe je dat ook via de binnenspiegel voor een rood licht of druk kruispunt?
Kijk jij naar de ogen van de bestuurders van links en rechts als je een drukke voorrangsweg wilt oversteken? Geef jij een welwillend knikje naar een twijfelaar die voorrang heeft. En kijk je daarbij dan ook naar andere weggebruikers die dezelfde verplichtingen hebben? Of die het eens zijn met jouw vriendelijke knikje?
Oefenen
Het verder vooruit leren kijken kun je trouwens ook oefenen buiten de rijles om.
Dat kan op de fiets, of ga bij een ander in de auto zitten en doe mee, met verder vooruit kijken. Zoek al fietsend de kruispunten, verkeerstekens en alle andere signalen die jou (als automobilist) iets moeten vertellen over kruispunten of andere belangrijke situaties op grotere afstand vóór je op.
Op die manier ben je er in het dagelijks leven ook meer mee bezig en zal het zijn vruchten afwerpen in de rijlessen.
Daarnaast kun je op je telefoon of tablet ook de app Google Street View installeren en daarmee in bijvoorbeeld een vreemde grote stad rondkijken naar zaken die je als automobilist zou horen te bekijken. De app is er voor Android en iOS, maar je kunt dat ook gewoon op je laptop of pc doen via Google Maps of Google Earth.
Conclusie
We kunnen het verhaal nog veel langer maken, maar dan leest niemand het meer.
Het belangrijkste aan kijkgedrag, of dat nu vooruit of in de spiegels is, is dat je niet verder vooruit moet kijken, maar dat jij verder vooruit moet willen kijken!
Die drang moet uit jezelf komen, uit nieuwsgierigheid, door verantwoordelijkheidsgevoel, om veiligheidsredenen en omdat jij de baas wilt zijn over iedere verkeerssituatie. Het zoeken naar signalen die jou waarschuwen voor…
En hoe vaker je dat doet, hoe éérder jij ziet wat je zou moeten zien.
Verder vooruitkijken is dus in eerste instantie meer een kwestie van tijd, kijken in de toekomst en voorspellen, dan alleen afstand.
De afstand die we vooruit zullen moeten kijken wordt bepaald door de snelheid waarmee we rijden, gecombineerd met de factor tijd.
Vooruitkijken doen we niet met onze ogen maar met ons brein, om ons te kunnen voorbereiden op hetgeen wat mogelijk komen gaat. Afleiding maakt het vooruitkijken ons daarbij een stuk moeilijker.
We moeten daarbij het onverwachte verwachten.
De dingen die we moeten bekijken zijn er heel veel, niet alleen vóór ons, maar ook om ons heen.
Het gaat daarbij om waarneming, inschatting, voorspellen en observeren, waarbij we rekening moeten houden met obstakels die ons het vooruitkijken moeilijker kunnen maken. Het gaat om het herkennen van alle signalen die jou iets vertellen.
Tot slot is een goede kennis en begrip van de theorie van enorm belang om in de praktijk tijdig de mogelijke gevaren te leren herkennen.