Van RVV 1966 naar RVV 1990
Zo’n 35 jaar geleden is het oude Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV) opgeschoond. Het oude RVV was van 1966 en was toe aan een grote onderhoudsbeurt.
Dit nieuwe RVV, met de naam RVV 1990 werd een paar jaar later ingevoerd onder het motto “Geef je verstand eens voorrang“, waarbij werd verwezen naar de vereenvoudiging van de oude regelgeving.
Alle regelgeving die volgens de wetgever logisch was werd verwijderd of vereenvoudigd en wat onbegrijpelijk leek werd duidelijker herschreven, immers, met gezond verstand moeten regels duidelijk zijn voor iedereen en kan daarmee onnodige rechtspraak en jurisprudentie worden voorkomen.
Voor de duidelijkheid: het RVV gaat over de regelgeving die omschrijft wat wij in het verkeer moeten, mogen of juist niet mogen, om het zo veilig mogelijk te houden op de weg. Naast het RVV zijn er nog meer wetten en maatregelen die weer andere zaken omschrijven, zoals de Wegenverkeerswet (WVW) de Wet Rijonderricht Motorrijtuigen (WRM) maar ook de technische zaken met betrekking tot voertuigen worden uitgebreid omschreven in hun eigen wetten, waarmee we jou nu niet zullen vervelen.
Daarnaast is het RVV geen wet is, maar een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), een mooi woord voor een besluit waarin extra regels door de overheid worden gesteld aan wat er in een bepaalde wet is vastgelegd. In dit geval is het RVV gebaseerd op de Wegenverkeerswet.
RVV 1990
We zullen ons in dit geval dus beperken tot het RVV 1990 dat aan de hand van regelgeving het gewenste gedrag in het verkeer omschrijft, waarvan veel regels hun oorsprong hebben uit dat oude RVV van 1966.
In de loop der tijd zijn er aan dit nieuwe RVV 1990 ook weer nieuwe borden, regels, aanvullingen en uitzonderingen toegevoegd. Het verkeer zelf verandert niet of weinig, maar het wordt wel steeds complexer en voller op weg en daarvoor hebben al die verschillende doelgroepen op de weg kennelijk meer sturing nodig. Daarnaast staat ook de technische ontwikkeling niet stil, waarbij weggebruikers zijn betrokken, en blijkt regelmatig dat extra regelgeving nodig is. Zoals over het gebruik van mobiele telefoons, maar vandaag de dag ook rondom het gebruik van fatbikes. De laatste is weer een discussie apart.
Het RVV 1990 legt ons voornamelijk verplichtingen op, geeft ons in bepaalde situaties een paar keuzeopties, het verbiedt ons veel, door grenzen en limieten te stellen, en het probeert ons te (be)geleiden in het verkeer, echter, rechten worden in het RVV niet benoemd.
Voorrang verlenen
Eén van de regelingen in het RVV gaat over het “verlenen van voorrang“, een gevoelig onderwerp waarvoor een aparte paragraaf is geschreven. Een paragraaf die eigenlijk best kort is.
Paragraaf 5 van het RVV regelt in slechts één enkel artikel het allerbelangrijkste gedrag op kruispunten, en dat is het verlenen van voorrang.
Artikel 15.1 zegt:
“Op kruispunten verlenen bestuurders voorrang aan voor hen van rechts komende bestuurders.“
Het artikel spreekt dus over gedrag tussen bestuurders onderling, maar wat voor soort kruispunt het betreft, wordt in deze volzin niet omschreven, want daarvoor hebben we ons gezonde verstand nodig. Dat gezonde verstand vertelt ons dat er géén verkeerstekens zijn geplaatst die anders voor ons de voorrang zouden hebben geregeld. Dus bord B6 of B7 en/of haaientanden ontbreken op dit kruispunt.
Door het ontbreken van verkeerstekens die de voorrang regelen zijn alle wegen, wat onderlinge verplichtingen betreft, gelijk aan elkaar. Een dergelijk kruispunt wordt daarom dan ook een gelijkwaardig kruispunt genoemd.
Wel volgen er twee uitzonderingen op deze regel en die worden weer omschreven in artikel 15.2:
a. bestuurders op een onverharde weg verlenen voorrang aan bestuurders op een verharde weg;
b. bestuurders verlenen voorrang aan bestuurders van een tram.
Overigens staat in uitzondering a, dat spreekt over bestuurders op de verharde weg, nergens omschreven dat dit bestuurders op de kruisende verharde weg moeten zijn. Een tegenover gelegen weg kan immers óók een verharde weg zijn. Maar ook hier rekent men weer op ons gezonde verstand omdat voorrang verlenen normaliter betrekking heeft op een kruisende weg.
Voorrang verlenen doen we bij het oprijden van kruispunten, maar wat is voorrang verlenen nu eigenlijk precies?
De definitie ervan staat omschreven in Artikel 1 van datzelfde RVV en dit zegt:
voorrang verlenen: het de betrokken bestuurders in staat stellen ongehinderd hun weg te vervolgen;
Ten eerste spreekt de definitie (net als heel artikel 15) over bestuurders, dus expliciet niet over alle weggebruikers waaronder ook voetgangers vallen.
Ten tweede spreekt de definitie over het begrip ongehinderd, wat een zeer ruim begrip is. Hinder gaat niet alleen over fysieke hinder, zoals iemand geheel of gedeeltelijk de doorgang blokkeren, waardoor je de ander laat vertragen of afremmen.
Twijfel, schrik of angst bij de tegenpartij, veroorzaakt door jouw gedrag, kunnen óók worden aangemerkt als hinder. Denk daarbij aan jouw naderingssnelheid, remgedrag, maar óók het ontbreken van communicatie (oogcontact) hoort daarbij. Nader jij een voorrangsweg waar er van links een bestuurder nadert en je kijkt tijdens dat naderen alleen maar naar rechts om te zien of daar een bestuurder nadert die jij voorrang zou moeten verlenen, dan kan de van links komende bestuurder daardoor geen vertrouwen kunnen hebben in jouw gedrag. Hij weet niet of jij gaat stoppen of zal doorrijden. Maak dus bewust oogcontact met alle bestuurders op het kruispunt om dat vertrouwen te scheppen.
Tot de invoering van het nieuwe RVV 1990 werd het verlenen van voorrang op kruispunten altijd benoemd als de ‘hoofdregel van de voorrang‘, maar als we ons oor te luisteren leggen in de branche, lijkt die omschrijving in de loop der tijd te zijn verdwenen. Vooral wanneer er meerdere regels tezamen komen in een verkeerssituatie.
Voor laten gaan
In paragraaf 7 van datzelfde RVV wordt het gedrag bij Afslaan omschreven, waarbij de wetgever niet meer spreekt over het verlenen van voorrang maar over het voor laten gaan, dat in de ogen van de wetgever daarmee kennelijk een ander verschijnsel is in het verkeer. Daarbij mag worden meegenomen dat de eerste regeling (voorrang verlenen) spreekt over gedrag tussen bestuurders onderling en de tweede regeling (voor laten gaan) over gedrag tussen bestuurders en ander verkeer, dus alle weggebruikers en niet alleen bestuurders onderling.
Waar we bij het oprijden van kruispunten kunnen spreken over voorrang verlenen, gaat het bij het voor laten gaan eerder over het kruispunt verlaten (afslaan)
Appels met peren vergelijken
Of het verschijnsel nu het verlenen van voorrang heet, of voor laten gaan van, het resultaat leidt bij beide regelingen tot een bepaalde volgorde waarin weggebruikers hun weg mogen vervolgen, de doorstroming.
Kijken we naar de theorieboeken of theoriecursussen, en andere leermiddelen zowel offline als online, dan wordt in de uitleg vaak gesproken over het voorrang hebben op. Een volgens TripleCheck zeer onjuiste en onacceptabele manier van uitleggen.
Het gebruik van de woorden voorrang hebben op, kan bij veel cursisten de indruk wekken dat het hen rechten geeft, waardoor het een zeer gevaarlijke uitspraak is.
In het verkeer heeft niemand rechten.
Beter is het dus om te spreken over het verlenen van voorrang aan en het voor laten gaan van en daarmee aan te geven dat het om een verplichting gaat.
Dat het hierbij voor sommigen moeilijk kan zijn zich in de situatie van de ander weggebruiker te verplaatsen geeft des te meer reden om moeite te doen regels op de juiste manier uit te leggen. Voorts moeten we het voor laten gaan van niet benoemen als voorrang verlenen aan, omdat dit ook in het RVV niet zo wordt omschreven. Men moet het beestje de juiste naam geven.
Vergelijken we beide omschrijvingen op een ludieke manier, dan kunnen we zeggen dat beide begrippen behoren tot de Familie Doorstroming waarbij het verlenen van voorrang aan de oudste, de grote broer is van het stel, en het voor laten gaan van is het jongere veelzijdige zusje. Beiden zijn familie van elkaar, maar niet hetzelfde, net zoals een appel en een peer allebei fruit zijn, maar totaal verschillend van vorm en smaak. Je moet dus geen appels met peren willen vergelijken.
Broer en zus regelen dus samen de doorstroming van het verkeer, maar iedere op hun eigen manier. Het is daarom merkwaardig te zien, dat er zelfs opleiders en uitgevers van leermiddelen zijn, die in hun uitleg vinden dat appels en peren kennelijk wel hetzelfde zijn.
Discussies
De discussie die telkens weer ontstaat, is die wanneer er op één kruispunt tegelijkertijd meerdere (verschillende) regelingen moeten worden toegepast bij de bepaling van de volgorde waarin het verkeer mag doorgaan.
Waar de één de belangrijkste (de theoretische) oplossing probeert te onderbouwen met regelgeving, blijft de ander hardnekkig verwijzen naar de oplossing in de praktijk. Maar het gaat over de theorie en niet over de praktijk!
En dit, terwijl in de praktijk vaak (noodgewongen) wordt afgeweken van hoe het volgens de theorie zou moeten.
Dan wordt er bijvoorbeeld geroepen dat een weggebruiker éérst mag omdat deze rechtdoor gaat, maar er wordt niet gekeken ten opzichte van welke andere weggebruiker dat is, of men roept dat een situatie ongeregelde voorrang heeft of dat één van de partijen zijn recht op voorrang moet opgeven. Terwijl voorrang en voor laten gaan juist uitstekend zijn geregeld in de wet en dit helemaal geen recht is, maar juist een verplichting!
Het vinden van rechten te hebben in het verkeer kan niet alleen leiden tot gevaarlijke, maar ook tot vervelende situaties. Kijk maar…
Stel je voor, je hebt je rijbewijs gehaald en direct een mooie vijfdehands auto gekocht. Je hebt daarvoor renteloos mogen lenen van je (groot)ouders. Een prachtige deal, vind je…
Een stoere BMW met ‘maar’ 180.000 kilometers op de teller, voor 8000 €. Je hebt die brik ook nog eens een beetje opgeleukt, met mooie velgen, een dikke uitlaat en flink wat audio erin. Met de verzekering zit het ook wel snor, denk je…
WA met beperkt casco, met diefstal en ruit- en inbraakschade, want dat vond je de goedkoopste optie.
All-risk kost natuurlijk op jouw leeftijd een flinke duit meer.Dan rijd je op een voorrangsweg waarbij een ander, de weg overstekend, aan jou voorrang zou moeten verlenen, maar dat doet hij niet, en het maakt ook niet uit waaróm, dus in plaats van te remmen beuk jij jouw mooie vijfdehands auto tegen die overstekende auto. Je vond immers toch dat je rechten had? En je vond ook dat de tegenpartij mag opdraaien voor de schade aan jouw auto? Dan kunnen ze meteen de kras op de voorbumper meenemen die jij vorige week zelf hebt opgelopen toen je tegen dat paaltje aanreed…
Zeer zeker wordt dit verzekeringswerk! De schade-expert komt langs en stelt de schade aan jouw auto vast op 5000 € maar vertelt je er ook bij dat de dagwaarde van jouw auto 4000 € is. De schade is dus hoger dan de dagwaarde van de auto, met andere woorden, de auto wordt (economisch) total loss verklaard. En dat terwijl jij nog niet eens was begonnen met het aflossen van die geleende 8000 €.
Dan rest nog de vraag of er een getuige zal aankloppen met de melding dat er opzet in het spel is geweest. Van jouw kant wel te verstaan… Betaalt de verzekering dan nog wel uit?
Terugkomend op het fruitverhaal: iedere verkeersvraagstuk dient een theoretische oplossing te hebben. Bestaat die niet, dan verkeert de wetgeving in gebreke en zal rechtspraak uitkomst moeten geven, wat jurisprudentie wordt genoemd. En dat was nu juist datgene waarvan we afstand wilden nemen toen het RVV werd opgefrist, want we moesten ons verstand voorrang geven.
En wanneer het een keer fout gaat in de volgorde van doorstromen, dan gaat het bij de schuldvraag veelal over wie verantwoordelijk is voor de opgelopen blikschade, maar nooit het gezonde verstand dat wellicht die blikschade had kunnen voorkomen.
Met in het achterhoofd dat de wetgever in het RVV spreekt over het verlenen van voorrang, dat wordt behandeld in artikel 1 en in paragraaf 5 en het voor laten gaan, dat wordt behandeld in een latere paragraaf (7), mag worden gesteld dat de wetgever kennelijk paragraaf 5 belangrijker heeft gevonden dan paragraaf 7 en er kennelijk ook een bepaalde volgorde aan toekent wanneer beide paragrafen op hetzelfde moment moeten worden toegepast in één en dezelfde verkeerssituatie, vooral waarbij er conflicterende momenten zouden kunnen ontstaan.
Daarom mag worden gesteld, dat de hoofdregel van de voorrang prioriteit heeft boven andere regelingen en deze éérst behoort te worden nageleefd, vooraleer andere regelingen worden uitgevoerd. Tenzij er in de wetgeving uitzonderingen zijn opgesteld. En nergens in het RVV worden er, behalve die onverharde weg en tram, andere uitzonderingen benoemd.
In de theorie of in de praktijk?
Dat situaties in de praktijk nogal eens gedwongen anders kunnen uitpakken dan regelgeving in theorie voorschrijft is inherent aan het verkeer en de bijzondere omstandigheden die in dat verkeer kunnen ontstaan.
Zoals het wel willen, maar niet kúnnen. In dit geval voorrang verlenen aan een van rechts komende grote vrachtauto, die (voor hem) naar links wil afslaan, maar er door zijn afmetingen niet langs past. De geparkeerde auto’s in de afbeelding maken de weg een stuk smaller, waardoor er voor de vrachtwagen geen ruimte meer is.
Je wílt wel voorrang verlenen, maar je kúnt het niet, hoe graag je dat ook zou willen.
Je kunt bijvoorbeeld niet meer achteruitrijden om hem de ruimte te geven, want daar staan andere bestuurders opgesteld, die wellicht niet begrijpen wat er aan de hand is en ook nergens meer heen kunnen.
Daardoor blijft er maar één oplossing over: communiceren met de bestuurder van de vrachtwagen (sorry maar helaas!), doorrijden en een voorrangsverplichting negeren. Het is de enige oplossing die een verstopping van het kruispunt kan voorkomen en waarbij iedereen zo snel mogelijk zijn weg kan vervolgen. En wat heeft nu eigenlijk prioriteit?
Terminologie
Daarnaast worden door veel automobilisten allerlei termen gebruikt, zoals korte bocht gaat voor de lange bocht (dat in een ander artikel wordt besproken) en rechtdoor op dezelfde weg gaat voor waar je vraagtekens bij mag zetten. Gaat de regeling wel over het rechtdoor gaande verkeer? Nee, de regeling spreekt over het tegemoetkomende verkeer en niet over de gevolgde richting.
Voorbeeld 1
De bestuurder van de auto wil afslaan naar rechts, de fietser wil rechtdoor.
RVV 18.1 Bestuurders die afslaan, moeten het verkeer … … … dat op dezelfde weg zich … … rechts dicht achter hen bevindt, voor laten gaan.
Dit is een duidelijke omschrijving en er is geen speld tussen te krijgen. De bestuurder van de afslaande auto moet de fietser voor laten gaan omdat deze zich rechts dicht achter hem bevindt.
Voorbeeld 2
Hetzelfde kruispunt en dezelfde weggebruikers, maar nu wil de fietser ook naar rechts afslaan.
RVV 18.1 Bestuurders die afslaan, moeten het verkeer … … … dat op dezelfde weg zich … … rechts dicht achter hen bevindt, voor laten gaan.
Nergens in het artikel staat omschreven welke richting de fietser zou moeten volgen.
Dit is een duidelijke omschrijving en er is geen speld tussen te krijgen. De bestuurder van de afslaande auto moet de fietser voor laten gaan omdat deze zich rechts dicht achter hem bevindt.
Laat je in de praktijk niet verleiden door te zeggen dat beide bestuurders tegelijkertijd de bocht om kunnen. Dat is vragen om moeilijkheden, want het kan leiden tot een zeer gevaarlijke situatie, omdat het onvoorspelbaar is hóe de fietser de bocht zal nemen en beiden horen uit te komen op de rechter weghelft. De fietser zou zélfs nog kunnen besluiten alsnog een andere richting te willen volgen.
Voorbeeld 3
Nogmaals hetzelfde kruispunt en dezelfde weggebruikers, maar nu wil de fietser naar links afslaan.
RVV 18.1 Bestuurders die afslaan, moeten het verkeer … … … dat op dezelfde weg zich … … rechts dicht achter hen bevindt, voor laten gaan.
Nergens in het artikel staat omschreven welke richting de fietser zou moeten volgen.
Dit is een duidelijke omschrijving en er is geen speld tussen te krijgen. De bestuurder van de afslaande auto moet de fietser voor laten gaan omdat deze zich rechts dicht achter hem bevindt.
In Artikel 18.2 van het RVV wordt wel gesproken over een regeling voor naar links en naar rechts afslaande bestuurders, wanneer dit op hetzelfde kruispunt het geval is, maar dat betreft alleen elkaar tegemoetkomende bestuurders. Dat is in bovenstaande situatie dus niet het geval.
RVV 18.2: Bestuurders die naar links afslaan, moeten tegemoetkomende bestuurders die op hetzelfde kruispunt naar rechts afslaan voor laten gaan.
Lees vooral ook dit artikel.
Leermiddelen
Wat zijn goede leermiddelen, wie heeft de beste boeken of cursus en wie biedt de beste oefenvragen?
Het is niet onze taak om dit soort zaken te beoordelen al hebben wij op dit moment wel een voorkeur.
Wat de laatste uit deze rij betreft, de oefenvragen, daarvoor zijn er talloze aanbieders, waarbij een aantal beweert dat het CBR-examenvragen zijn. Maar je bent gewaarschuwd: niemand beschikt over de originele CBR-examenvragen. Alle vragen die je tijdens die oefeningen worden getoond, zijn door de aanbieder zelf gemaakte vragen, net zoals wij hier ook de plaatjes zelf maken. En tussen die vragen zitten heel vaak twijfelgevallen, die bij het CBR nooit zouden zijn opgenomen in de examenvragen.
De vragen lijken op de CBR-examenvragen, althans men probeert dat, maar je zult ze niet op het examen zien. Wat je tijdens het theorie-examen bij het CBR te zien krijgt zijn de échte vragen die soms, of als het tegenzit vaak, kunnen afwijken van de vragen waarmee jij hebt geoefend.
Het feit dat aanbieders van leermiddelen reclame maken met “90% beveelt onze leermiddelen aan”, zegt dan ook niets over de kwaliteit ervan. Het is slechts een lokroep voor de argeloze cursist. Immers, als leerling gebruik je, als je überhaupt al gebruik maakt van leermiddelen, in de regel slechts één boek en niet een hele verzameling en je kunt deze daarom niet vergelijken met andere boeken die je nog nooit in handen hebt gehad.
Wellicht had jij achteraf een heel ander boek véél beter gevonden.
Conclusie
Alle verschillende meningen en benamingen maken de volgorde doorstroming vaak complex, terwijl het zo eenvoudig in de regelgeving is omschreven.
Leer de theorie zoals deze in de regelgeving is omschreven en vermijd daarbij vooral de verkeerde benaming. Moet je een theoretisch vraagstuk oplossen, vermijd dan om de praktijk erbij te betrekken, want daar gaat het nog wel een anders dan de theorie het voorschrijft.
Hoe het in de praktijk zal worden afgehandeld hangt af van jouw gevoel voor veiligheid en de kennis van de regels. Neem je zelf het initiatief in een complexe situatie en los je het op een veilige manier op, communicerend (over jouw bedoelingen) met de andere weggebruikers, of laat je het oplossen aan een ander over?
Zij die weinig echt hebben geleerd maar alleen veel vragen hebben geoefend en denken het antwoord te kunnen geven op herkenning van een vraag, zullen veelal bedrogen uitkomen. Een klein detail dat nét even iets anders is in de examenvraag kan al leiden tot een vergissing en een fout antwoord. Het gaat niet om herkenning, je behoort de leerstof te begrijpen en te weten waarom een bepaald antwoord moet worden gegeven. Ook het aanleren van trucjes naar het juiste antwoord zullen jou niet de wijsheid brengen, die je straks in de praktijkopleiding ook nodig zult hebben.
Het niet beheersen van de theorie zal leiden tot vertraging in de praktijk, met kostbare extra rijlessen en/of herexamens tot gevolg.
Zorg er voor dat je les krijgt van een rijopleider die bovenstaande onderschrijft en jou tot in detail volgens de regels kan uitleggen hoe het werkt.
Want je wilt maar één keer examen doen!
Tip
Heb je moeite met het onderwerp voorrang verlenen en voor laten gaan?
Check dan deze pagina voor een klein duwtje in de rug!